Geen handtekeningenfraude, geen ontbinding
In één van mijn zaken waarin ik de werknemer bijstond, werd op 7 maart 2019 een beschikking gewezen door de kantonrechter te Tilburg. Onderwerp van de kwestie was de door de werkgever verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de werknemer. De werkgever was namelijk van mening dat de werknemer handtekeningenfraude zou hebben gepleegd. Zo zou de werknemer leerlingen die op buitenlandstage gingen op voorhand hebben laten tekenen als bewijs van het schoolgaand zijn op bepaalde data. Dit vanwege het beleid zoals de werkgever dat gecreëerd had met betrekking tot het aantonen van het ingeschreven en schoolgaand zijn van de leerlingen.
Met name het vooraf vragen om handtekeningen, werd als volstrekt onacceptabel, in strijd met het beleid en frauduleus aangemerkt. Hoe verloopt dit voor een werknemer die valselijk van handtekeningenfraude wordt beschuldigd, zoals dat in dit geval aan de orde was?
Allereest stelde de kantonrechter vast dat de werknemer niet om handtekeningen heeft gevraagd, hetgeen door de werkgever werd erkend. De werkgever was echter van mening dat het feit dat er vooraf om een handtekening werd gevraagd, gelet op de functie van adjunct-directeur van de werknemer, onder zijn verantwoordelijkheid zou vallen. De kantonrechter oordeelt daarover dat dit niet aan de orde kan zijn, omdat de direct leidinggevende van de werknemer (de directeur van de afdeling), hiervoor nu juist verantwoordelijk was en ook de controle heeft gevoerd op het beleid zoals dat door de werkgever in het leven was geroepen. De kantonrechter is in mijn optiek terecht van oordeel dat de adjunct-directeur in hiërarchisch opzicht ondergeschikt is aan de directeur en daarom niet medeverantwoordelijk gehouden kan worden gehouden voor het handelen van zijn directeur. Van verwijtbaar handelen aan de zijde van werknemer was derhalve geen sprake.
De werkgever voerde verder aan dat de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding zou moeten worden ontbonden. De kantonrechter vond dat er op zich wel enige mate van verstoring van de arbeidsverhouding aanwezig was. Hoe kan dit ook anders als je werkgever je vals beschuldigd heeft van handtekeningenfraude. Of deze verstoring van de arbeidsverhouding ook daadwerkelijk tot een ontbinding moet leiden, is volgens de kantonrechter afhankelijk van de vraag aan wie de verstoring van de arbeidsverhouding te wijten is. Nu de verstoring vooral aan de werkgever te wijten was, is de kantonrechter – mijns inziens terecht - niet tot ontbinding overgegaan.
Voor de werkgever is het belangrijk om in zaken waar het bijvoorbeeld gaat om fraude eerst tot op de bodem uit te zoeken wie hiervoor binnen de organisatie daadwerkelijk verantwoordelijk gehouden kan worden, voordat de route richting ontslag wordt ingezet. In heftige gevallen zoals handtekeningenfraude is de verontwaardiging van partijen vaak groot, maar laat dit geen reden zijn om al te rigoureus te werk te gaan. Ga ook de hiërarchische verhoudingen binnen de organisatie na, want het is niet zomaar vanzelfsprekend dat een werknemer vanwege het feit dat hij een hoge functie heeft - verantwoordelijk kan worden gehouden.
Vragen over het arbeidsrecht? Neem contact op met
Gwenda van den Hoven
Advocaat Arbeidsrecht
hoven@kochadvocaten.nl
Altijd op de hoogte blijven? Volg ons op Linkedin!